Jeroen Vandommele (KB - Nationale Bibliotheek van Nederland)
Auteur
Laurentius van Goidtsenhoven van Haecht (Latijnse tekst), Jan Moerman (vertaler)
Titel
De Cleyn Werelt, Rethoryckelijck uutghestelt deur M. Ian Moerman, ende met over-schoone Constplaten seer heerlijck verciert.
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Antwerpen, Gerard de Jode, 1584
Bibliotheek
Bibliotheek van de Universiteit Antwerpen, RG 3118 D 16
In 1579 publiceerde Gerard de Jode (1509-1591) het embleemboek Mikrokósmos of Parvus Mundus van de Mechelse geleerde Laurentius van Goidtsenhoven van Haecht (1527-1603). Het boek bevat 74 emblemen, met voor elk embleem een motto (een zegwijze), een subscriptio (een uitleg in versvorm) en een pictura (een afbeelding). De afbeeldingen werden gegraveerd door Gerard de Jode zelf. Van Haecht had voor zijn emblemen uitsluitend inspiratie geput uit klassieke mythologie, geschiedenis en filosofie. De publicatie was erg populair en werd al snel vertaald in het Nederlands (1584), het Frans (1589) en het Duits (1618).
Voor de Nederlandse vertaling, met als nieuwe titel De Cleyn werelt, zocht De Jode hulp bij Jan Moerman van den Kiele (ca. 1556-1621), een Antwerpse schoolmeester en lid van de rederijkerskamer De OIijftak. Hij was bereid om het werk naar de volkstaal te vertalen en het ‘Rethoryckelijck’ uit te leggen. Het boek werd zo herschreven in een stijl die voor rederijkers en hun publiek vertrouwd was. In het voorwoord benadrukt Moerman dat de rederijkerskamers met hun dichtkunst dit soort boeken toegankelijk moesten maken, ‘tot stichtinghe en vermaeckinghe’ van iedereen.
Het eerste embleem van het werk introduceert de opzet van De Cleyn werelt. Het motto verklaart: ‘Merct hier met een rijpe verstande ghewis, Hoe dat die mensche een cleyn Werelt is’. De pictura toont de mens in het midden van een wereldbol, tussen maan, zon en sterren. Naast de prent geeft de subscriptio toelichting: de mens is door God geschapen naar het voorbeeld van de kosmos. Hij is het spiegelbeeld van het universum, een wereld in het klein. Zijn ogen zijn zoals de zon en maan, zijn levensloop is vergelijkbaar met de vier seizoenen en zijn lichaam bestaat net zoals het universum uit vier elementen. Het lezerspubliek werd zodoende aangemoedigd om te zoeken naar gelijkenissen en overeenkomsten in de wereld. Zo kon men dichter komen bij de verborgen betekenissen die God had verstopt in zijn schepping. De daaropvolgende emblemen maakten duidelijk dat ook in de verhalen uit de Oudheid naar voorbeelden kon worden gezocht van de alomtegenwoordigheid van God.
De Amsterdamse uitgever Dirck Pietersz Pers (1581-1659) verzorgde de heruitgave van het embleemboek in de Nederlandse Republiek. In 1613 besloot hij tot een nieuwe Nederlandse vertaling en nam hiervoor een aanstormend talent in dienst, Joost van den Vondel (1587-1679). De nieuwe editie, met als titel: Den Gulden Winckel der Konstlievende Nederlanders, verzekerde de toekomst voor deze bijzondere Antwerpse embleembundel.
Afbeeldingen
Verder lezen
De Groote, Henry L.V., ‘Moerman (Kiele), Jan (vanden), schoolmeester, rederijker’, in Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 3 (Brussel: Koninklijke Vlaamse Academiën van België 1968), pp. 567-571.
Porteman, Karel, ‘ “D’een klapt, t’geen d’ander heelde”. Kijken en lezen in en rond Den Gulden Winckel (1613)’, in Eddy K. Grootes en Sonja F. Witstein (red.), Visies op Vondel na 300 jaar (Den Haag: Martinus Nijhoff 1979), pp. 11-25.